Nieuwe lezing: Dagloonsters, boerenmeiden en boerinnen
Achtergrondinformatie bij de nieuwe lezing van Leo en Theo Salemink 2018-2019
Epos van een dagloonster en een boerin : Catharina Ilting en Mina Scholten
Opnieuw een familie-epos, maar nu van vrouwen. Allemaal voorouders in de vrouwelijke lijn van onze familie. We richten ons op een voormoeder uit de negentiende eeuw en op een uit de twintigste eeuw. Dat geeft grote verschillen maar ook heel wat overeenkomsten
Catharina Ilting leefde in het midden van de negentiende eeuw, was dagloonster in Megchelen, tegen de grens met het toenmalige Pruisen. Zij leefde in het daglonershuisje De Timp, trouwde een Duitse man, kreeg vijf kinderen, werkte op het land van een grote boer en hielp met de oogst. Het was de tijd van de landbouw voor de kunstmest en de machines. Dagloonsters hadden het niet breed in die tijd, geen vaste betrekking. Zij bezat met haar man, ook een dagloner, iets meer dan een bunder grond, twee melkkoeien en een vaars, maar ook een varken en een moestuin. Een moestuin was om te overleven, terwijl de heren van Bergh en Landfort grote siertuinen hadden om hun status en allure te tonen. Een grote ongelijkheid was er in die dagen. Van hun huisje De Timp is een inventaris uit 1857 bewaard gebleven, je kunt zien wat deze arme boerenmensen toen bezaten. Dat was niet veel. Ze was bovendien katholiek in een tijd dat de katholieken in Nederland begonnen aan hun emancipatie. Neogotische kerken en Mariadevoties. Bij haar in de buurt leefde een mystica, die de ‘wonden’ van Jezus in haar lichaam had: Dora Visser. Ook een dagloonster van huis uit. Catharina kende haar. Hoe was het leven van een dagloonster in het midden van de negentiende eeuw, dat is de eerste vraag.
Daglonershuisje De Timp
Bijna een eeuw later is haar achter-kleindochter, Mina Scholten, boerenmeid in Varsselder en ze zal later onze moeder worden! Twintig jaar lang diende ze bij grote boeren in Veldhunten, Varsselder en Doetinchem. Ze begon daarmee op twaalfjarige leeftijd. Hard werken vanaf ’s morgens vijf uur tot ’s avonds 21.00 uur. Ze kwam uit een groot katholiek gezin met een kleine boerderij. Ook Mina Scholten moest in een schamele tijd hard werken als boerenmeid. Het was de crisistijd van de jaren dertig uit de 20e eeuw. Intussen was de landbouw veranderd. Er kwamen kunstmest en de eerste machines, melkfabrieken en kleine gemengde familiebedrijfjes in de Liemers. Mina Scholten was net als haar overgrootmoeder vroom en katholiek, zij werd getroost door de Bedrukte Moeder Gods van Varsseveld en ging op bedevaart naar Silvolde en Kevelaer, later zelfs naar Lourdes. Maar ze was ook lid van de nieuwe boerinnenbond, die de jonge boerinnen leerden om een betere boerin te worden, maar ook om moestuin en kinderopvoeding anders aan te pakken. In de jaren zestig ging het op vergaderingen zelfs over yoga, make-up, homoseksualiteit en boerinnen in de Derde wereld.
De opbrengsten van varken, moestuin en het land werden niet alleen in het zout bewaard of gerookt, maar ook geweckt in glazen potten, een heel nieuwe techniek sinds 1900. Mina Scholten trouwde in de oorlog in Didam op een klein pachtboerderij, werd boerin, kreeg acht kinderen, bracht de schoonouders aan het eind, zoals Catharina een eeuw eerder ook deed. Er was toen nog geen verzorgingsstaat en geen bejaardenhuis. Ze verhuisde naar Gaanderen bij Doetinchem, de landbouw veranderde ook het leven op haar boerderij. De jaren zestig kwamen, de TV kwam, kinderen gingen hogere opleidingen doen, maar Mina treurde over de achteruitgang van het katholieke geloof.
Beide vrouwen – Cataharina Ilting en Mina Scholten – kenden eenzelfde motto: aanpakken en doorgaan. En ook: ‘kan niet’ ligt op het kerkhof, en ‘wil niet er langs’. Mina Scholten met haar gezin