Archief van
Auteur: Leo Salemink

Corona maakt ons tot kleine filosofen

Corona maakt ons tot kleine filosofen

[ Gepubliceerd op Opiniepagina van De Gelderlander van 25 sept. 2021]

Corona maakt ons tot kleine filosofen

De verwarring over de coronapandemie is groot. Voor de een is het niet meer dan een stevige griep, maar de meesten zien het toch wel wat zwaarder in. Zoals er altijd heel veel voetbaltrainers zijn na een interland van het Nederlands elftal,  zo zijn er nu wel heel veel amateur-virologen die zich laten horen. In een soort schil daarom heen ontwikkelen zich ideologische frames waarvan de complottheorieën het meest in het oog springen maar ook allerlei andere varianten van pseudo- en half wetenschappelijk theorieën strijden om aandacht en erkenning.  ‘Wetenschap is ook maar een mening’ is daar wel het meest extreme voorbeeld van. Voordat je het goed beseft zit je met je vrienden of familie in een oeverloze discussie waarbij je ook nog de kans loopt met ruzie uit elkaar te gaan.

Maar laten we het eens anders bekijken. Door corona worden we ons niet alleen meer bewust van onze ‘essentiële levensbehoeften’ maar komt ook een stortvloed van ‘essentiële levensvragen’ aan de oppervlakte, veelal met een stevige filosofische of levensbeschouwelijke lading. Misschien is dat wel een onverwacht positief neveneffect van de coronacrisis? In termen van Cruyff: ‘elk nadeel heb zijn voordeel’.

Vragen natuurlijk over leven en dood ( wat als er echt te weinig IC-bedden zijn?) over beschaving ( mag je een verpleeghuis sluiten voor familiebezoek?) , maar ook over angst versus ratio of nog sterker: vertrouwen in de wetenschap of juist meer in een mengsel van kennis, gevoel of semi-religieuze opvattingen.
Wat opvalt is dat veel mensen hier al snel een antwoord op geven. En bij navraag naar een argumentatie volgt al snel: ‘dat vind ik nu eenmaal zo’ of ‘dat is mijn gevoel’ of simpel: ‘zo is dat nu eenmaal’. Discussie gesloten. Verder doorgaan is dan meestal niet gewenst.

Maar juist dit soort filosofische en levensbeschouwelijke kwesties zouden moeten leiden tot vragen stellen en vooral ook stevig doorvragen. Denkend aan een van de grondleggers van ons westers denken – Socrates, 469-399 v. Chr. – zou je via de zogenaamde socratische methode vraag op vraag moeten stellen zonder een oordeel te vellen. Dan kom je tenminste tot….ja tot wat ? Socrates

zou zeggen dan kom je tot ‘ware kennis’ en dus tot ‘wijsheid’. Laten we zeggen: je komt dan tenminste iets verder, ook bij deze corona-vragen.

Uiteraard moet je dan zo concreet mogelijke voorbeelden of argumenten geven en vooral blijven doorvragen: hoe bedoel je, waarom, welke argumenten, welk concreet voorbeeld kun je geven etc. Geen suggestieve vragen of moreel geladen vragen.  En vooral niet in een cirkel gaan redeneren.  Mocht je het echt serieus willen aanpakken: Internet geeft genoeg tips om dit alles zo goed mogelijk aan te pakken. Zoek bij ‘socratische methode’ en bekijk eventueel een YouTube-filmpje hierover.

Een paar tamelijk willekeurige voorbeelden in dit verband als startvragen:

  • Wat is belangrijker: het redden van zoveel mogelijk mensenlevens of het laten doorgaan van scholen en economie ?
  • Hoe ver mag de staat gaan bij het inperken van burgerlijke vrijheden ter bestrijding van een pandemie ?
  • Waar ben je zelf het meest bang voor? Voor het virus of voor het vaccin ?
  • Is een coronapaspoort een vorm van discriminatie en een verkapte vaccinatiedwang ?

Deze socratische benadering   is natuurlijk genoegzaam bekend bij veel docenten, therapeuten  en bijv. ook managementtrainers, maar kan ook gewoon aan de keukentafel tot een goed gesprek leiden. Maar ook met een lesgroep kan het in de klas of online beoefend worden. Natuurlijk wel oppassen dat je als gespreksleider niet tot oordelen en vaste conclusies komt. Het gaat om bewust worden van je eigen achtergronden, die meestal rationeel maar  vaak ook behoorlijk irrationeel vorm hebben gekregen. Beide vormen zijn eigen aan ons mens zijn, ook al beweren sommige intellectuelen wel eens anders.

En wat is het leuke na zo’n sessie…?  Meestal ontstaat er verwarring of irritatie. Maar dat is juist het begin van ‘wijsheid’ zou Socrates zeggen. Het kan het startpunt zijn om van mening veranderen. Dat is voor de meeste mensen niet zo makkelijk. Een tijdgenoot van Socrates – de Chinese filosoof Confucius ( 551- 479 v. Chr.) – zei al : “Alleen de allerwijsten en de allerdwaasten veranderen nooit van mening”.   Zo kan corona wellicht een onbedoeld positief gevolg krijgen in de zin van meer stilstaan bij onze essentiële levensvragen.

 

Leo Salemink

Historicus

Een minister voor digitale zaken

Een minister voor digitale zaken

[ gepubliceerd in De Gelderlander van 29 mei 2021]

Een minister voor digitale zaken.

Deze week begon de permanente commissie Digitale Zaken onder leiding van Renske Leijten haar werkzaamheden. Ongeveer tegelijkertijd kwam de Raad voor Openbaar bestuur (ROB) met het voorstel een minister voor Digitale zaken aan te stellen. Een korte historische blik op deze ontwikkelingen kan verhelderend werken.

Het was op zijn minst opvallend: Een jaar geleden trok de bedenker van het WWW  – Tim Berners-Lee  – aan de bel . Hij maakte zich grote zorgen over de ontwikkelingen van onze digitale revolutie en dan speciaal het internet. Ik citeer uit een interview met hem in The New York Times: “Gemeenschappen worden uit elkaar gerukt, omdat vooroordelen, haat en desinformatie online worden verspreid.” En verder: “Oplichters gebruiken het web om identiteiten te stelen, stalkers gebruiken het om hun slachtoffers lastig te vallen en te intimideren en slechte individuen ondermijnen de democratie met behulp van slimme digitale tactieken.” Hij komt met een actieplan van 9 punten om het internet te redden. Zijn mondiale actieplan is in elkaar gezet door activisten, academici, bedrijven en overheden. U kunt het raadplegen via…internet natuurlijk!

 

Het is opvallend hoezeer de laatste jaren allerlei mensen ( filosofen, pedagogen, psychologen maar ook ICT-ers) onze digitale wereld aan een kritische blik onderwerpen: verslaving onder met name jongeren aan sociale media via de smartphone of aan online gaming, toegang tot dubieuze pornosites en ‘het dark web’, narcisme promoting via Facebook en Instagram , de twitter-diarree door ADHD gevoelige mensen o.a. politici, de steeds verdergaande privacy-aantasting, datahandel,  fishing, nepnieuws  en zo nog veel meer. En op staatsniveau lijkt het spookbeeld van “Big Brother is watching you” ( Orwell) niet ver weg meer. De hele ‘Toeslagenaffaire’ heeft zeker ook te maken met deze digitale jungle. Niet helemaal verrassend dus dat Renske Leijten de voorzitter is geworden van de nieuwe commissie Digitale zaken

 

Kritische kanttekeningen bij onze digitale revolutie worden vaak al snel als ‘ouderwets’ of ‘overdreven’ afgedaan. Dat nu ook de bedenker en oprichter van het WWW zich zorgen begint te maken, is een teken aan de wand. De Nederlandse internet- pionierster Marleen Stikker spreekt in haar nieuwste boek in verband met deze kwestie over ‘enorm achterstallig onderhoud’. Er is echt wel iets aan de hand!
Voor de duidelijkheid: ik denk dat (bijna) niemand het internet met al zijn mogelijkheden zou willen afschaffen. Afgezien dat dit feitelijk allang niet meer mogelijk is, zien de meest mensen ook de grote voordelen en gemakken van de digitale revolutie. Maar dat wil niet zeggen dat we daarom niet kritisch moeten kijken naar allerlei ontwikkelingen op dit gebied. Een historische vergelijking kan ons daarbij wellicht helpen.

 

De industriële revolutie zoals die zich zo ongeveer vanaf 1800 over heel West-Europa voltrok,  had ingrijpende gevolgen op allerlei terreinen. Uiteindelijk bracht het meer welvaart, ook voor de laagste klassen en veel gemak. Wie zou de wasmachine kunnen missen ! Maar dat lange proces had vanaf het begin kwalijke neveneffecten: kinderarbeid, slechte arbeiderswoningen, onveilige werksituaties, extreem lange werktijden met te lage lonen , steeds meer milieuvervuiling  en ga zo maar door. Daar kwam vooral na 1850 steeds meer kritiek op. Grote maatschappelijke krachten begonnen zich in deze te roeren. Artsen en wetenschappers maar vooral ook vakbonden , socialisten en christelijk-socialen kwamen steeds meer in verzet. Er kwam verandering doordat er regels kwamen voor werktijden, lonen, kinderarbeid, woningen en nog heel veel meer. Niet alles was blijkbaar te reguleren:  de toenemende milieuvervuiling neemt steeds grotere vormen aan en is nu zelfs een van de grootste zorgen voor de geïndustrialiseerde wereld. Ook daar is er een roep om toezicht en maatregelen van bovenaf.

 

Is het ook niet zo met de huidige digitale revolutie? Een paar decennia lang heeft die zich in bijna onbeperkte vrijheid kunnen ontwikkelen. De computer was de toverstaf van de moderne tijd. Er ontstond – zo lijkt het wel eens – een bijna totalitaire gedachtegang: digitalisering is altijd en overal goed en brengt vooruitgang. Het leek alsof ons denken ook in bits was gegoten, in de zin van zwart-witdenken:  je bent voor digitalisering of je bent tegen en dus ouderwets. Een gezonde middenweg met de nodige nuance en keuzes maken was ver te zoeken, niet alleen bij overheid en bedrijven maar ook bij de individuele consument.

Maar zoals ik al aangaf, daar komt langzamerhand verandering in. Zoals we ook de industriële revolutie in de loop der tijd hebben moeten bijsturen, reguleren etc. zo zullen we dat ook moeten bij de digitale revolutie. Dat een van de grote aanjagers van deze revolutie daar nu zelf ook mee komt, stemt tot tevredenheid. De ‘digitale snelweg’ zal net zo als een gewone snelweg ook aan bepaalde regels onderworpen moeten worden en de op- en afritten zullen veilig en duidelijk gemarkeerd dienen te zijn…om chaos en ongelukken te voorkomen. En dat hoeft in een democratische samenleving echt niet te leiden tot een ‘China-internet’ met allerlei censuur van bovenaf.  Misschien moet er voor dit alles eerst maar eens een ‘minister voor digitale zaken’  komen zoals we na de industriële revolutie in 1918 ook een minister voor sociale zaken kregen. Het voorstel van de Raad voor Openbaar Bestuur (ROB) en de aanstelling van de commissie Leijten zijn daarmee hoopvolle historische mijlpalen in de goede richting.

 

Leo Salemink

Historicus

 

 

 

Herijken van de canon. Een kans op een meer niet-Randstedelijke invulling

Herijken van de canon. Een kans op een meer niet-Randstedelijke invulling

[ Gepubliceerd in KLEIO , vakblad docenten geschiedenis. December 2019]

Jarengeleden ( 2006) kwam er de canon van de Nederlandse geschiedenis. De discussies uit die tijd waren heftig en soms ook diepgravend ( zie de bundel Controverses rond de Canon uit 2006) Maar de canon kwam er en er kwam zelfs een fraai canonhuis in het Openluchtmuseum Arnhem.  Heel wat scholieren maar zeker ook volwassenen gingen en gaan er op bezoek. Zeker een geslaagd project, lijkt me.

En nu is er dan de herijking van de canon onder leiding van hoogleraar James Kennedy. Het heeft weinig zin oude discussies weer op te rakelen, maar opnieuw eens kritisch naar de canon kijken kan geen kwaad. In dit verband is het bijvoorbeeld opvallend hoezeer onze Vlaamse vakbroeders de canon principieel en beargumenteerd afwijzen ( zie  website van VVLG). Hun argumenten kunnen ook bij de herijking wellicht zinvolle stof tot nadenken geven. Verder zijn er al de nodige uitingen over herijking in de pers verschenen: de ‘zwarte bladzijdes’  uit onze geschiedenis moeten sterker naar voren komen en dan met name het slavernijverhaal, de ‘de gouden eeuw’ zou ook wel eens op meer neutrale wijze gepresenteerd mogen worden, er moeten meer lijntjes komen met de wereldgeschiedenis en zo zijn er nog wat meer voorstellen.

Mijn bijdrage in deze herijkings-discussie gaat een andere richting uit. Ik heb er ook al eens eerder in Kleio over geschreven en ook elders naar voren gebracht maar het kan geen kwaad juist nu dit nog eens aan te scherpen.

De kern van mijn betoog: Natuurlijk is het logisch dat veel vensters een Randstedelijke link hebben. Daar gebeurde heel veel op allerlei gebieden… heel veel moois of zeker ook bijzondere zaken. Maar  deze begrijpelijke nadruk is onevenwichtig en soms zelfs stuitend. De canon heeft een zwaar Randstedelijk karakter, zowel in keuzes van vensters maar ook in de uitwerking van die 50 vensters. Juist een herijking van de canon biedt mogelijkheden hier iets aan te veranderen. Jarengeleden is dit al eens naar voren gebracht door de hoogleraren Maria Grever en Dolly Verhoeven ( en door ook nogal wat regionale historici en journalisten ). Sommigen  spraken over het ‘Hollandocentrisme’ van de canon. Misschien is dat nu anno 2019 wel enigszins verklaarbaar vanuit de politieke sfeer in de jaren voor 2006: opiniemakers en politici hadden het in een steeds hoger oplopende discussie over onze ‘nationale identiteit’ die onder druk zou staan en dus verdedigd moest worden. En als je dan gaat zoeken kom je snel bij ‘Holland’ en haar bijzondere geschiedenis. Natuurlijk wel breder en kritischer dan ‘onze VOC-mentaliteit’ ( Rutte) maar toch…de hoofdlijnen leken duidelijk.

De basisschoolboekjes, die daarna tamelijk canon-dekkend werden, weerspiegelen deze ontwikkeling. Neem bijvoorbeeld de veel op basisscholen gebruikte methode Wijzer door de Tijd.  Mooie boekjes, maar van de 48 kleine hoofdstukjes die gaan over Nederland vanaf 1600 gaat er nog niet een over Zuid- of Oost-Nederland of het leven op het platteland; het blijft bij een half hoofdstukje over arme turfstekers in Drenthe. Dit is des te opmerkelijker omdat toen ongeveer 50% van de bevolking op het platteland woonde en daar veelal als boer, dagloner of boerenknecht werkte. Veel moderne Nederlanders hebben hun ‘roots’ in deze eeuwenoude boerencultuur! Ook dat wordt nogal eens vergeten.

Opvallend is wel dat na het verschijnen van de nationale canon een ware stortvloed van regionale canons is ontstaan. Niet alleen een Friese en Limburgse canon maar ook allerlei lokale varianten. Ik kan het niet anders zien dan als een ( gezonde) reactie op het Randstedelijke karakter van de nationale canon. ‘Elk nadeel heb zijn voordeel’ zou Cruyff zeggen.

 

Laten we proberen de zaakjes wat meer inhoud te geven: hoe zit dat met die in mijn visie nogal Randstedelijke canon? Laat ik puntsgewijs en wat ‘kort door de bocht’ enkele argumenten op een rijtje zetten, van meer algemeen naar concreet. Ook zal ik impliciet proberen wat voorstellen te doen voor nieuwe vensters of aanpassing van een bestaand venster.

 

  • De canon wilde in 2006 uitdrukkelijk ‘een canon voor alle Nederlanders zijn’. Maar in de canon lijken boeren en boerinnen – sterk vertegenwoordigd in Oost en Zuid-Nederland – bijna niet voor te komen. Ook al is in 1800 nog 45 % van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw en in 1900 nog 35 % , in de vensters komen ze niet of nauwelijks aan bod. Het lijkt erop alsof er een soort anachronistisch frame over het verleden wordt gelegd in de trant van : nu is minder dan 5% boer ( met trouwens wel een gigantische productiecapaciteit) ….dus we leggen daar in een terugblik op ons nationaal verleden maar niet te veel nadruk op. De kleine boer uit Oost en Zuid Nederland lijkt niet te bestaan. Een typering van de half-feodale verhoudingen in bijvoorbeeld Gelderland en Overijsel – zo belangrijk voor al die kleine boeren – ontbreekt.
  • De ingrijpende mechanisatie en industrialisering van delandbouw na de WO2 onder leiding van Mansholt komt niet te sprake. Deze ontwikkeling heeft niet alleen de  landbouwsector totaal veranderd, maar heeft ook enorme gevolgen gehad voor inrichting van het platteland, omgaan metde schaarse natuur, dierenwelzijn etc. Een venster Mansholt lijkt me in dit verband niet overbodig. Aan deze kleurrijke figuur valt heel wat aan op te hangen, zelfs een groeiend ecologisch bewustzijn, klimaatdiscussie e.d.
  • De zogenaamde ‘Gouden eeuw’. In de media is er al veel over gesproken in verband met de slavernijdiscussie. Maar ook vanuit een niet-Randstedelijke blik is de beschrijving van deze eeuw in de huidige canon – verspreid over meerdere vensters – bijna stuitend. Terwijl Holland floreerde in zijn gouden eeuw (waarvoor terecht veel aandacht !), is het in Zuid en Oost Nederland wel anders. Daar heerst lange tijd een constante burgeroorlog tussen Staatse en Spaanse troepen die nog het best te vergelijken is met de huidige situatie in Syrië en Irak. Terreur, vluchtelingen,  platbranden boerderijen, opgelegde oorlogsbelastingen, verkrachtingen, moordpartijen …het was jarenlang schering en inslag. Volgens bronnen uit die tijd was het platteland regelmatig onleefbaar. Bepaald geen gouden eeuw. Rond het rampjaar 1672 is het beeld niet veel anders: Holland weet met moeite een bezetting te voorkomen, maar met name Gelderland en Overijssel krijgen de volle laag. Zoals Enny de Bruijn in haar sterk niet-Randstedelijk boek De Hoeve en het Hart (2019) schrijft: “Er is een andere Republiek geweest in de schaduw van die bekende Hollandse republiek uit onze geschiedenisboekjes”.
  • De zuidelijke ‘Generaliteitslanden’ Brabant en Limburg komen niet of nauwelijks aan bod. Hoogleraar Maria Grever e.a. wezen er al eens op. Niet alleen verdwijnt ook hier de kleine boer uit de geschiedenis maar ook niet-agrarische aspecten lijken te verdwijnen vanuit de Randstedelijke focus: de Limburgse mijnen, de opkomst en invloed van Philips …
  • In directe relatie met bovenstaande valt ook op hoezeer de katholieken ( toch bepaald geen kleine bevolkingsgroep) een beetje onder het tapijt van een nationale canon zijn verdwenen. Een protestants- liberale toon overheerst. Een typering van ruim twee eeuwen katholieke achterstelling sinds de opstand tegen Spanje ( met schuurkerken als icoon) en de stormachtige katholieke emancipatie vanaf 1853 ontbreken. De verzuiling – een toch wel zeer kenmerkend aspect van onze moderne geschiedenis – ontbreekt als venster. Opmerkelijk! Alleen in het venster Veelkleurig Nederland komt het halfslachtig om de hoek kijken. Juist in het kader van een venster gebaseerd op de Verzuiling zouden katholieken aan bod kunnen komen, naast protestanten en socialisten. Het lijkt me dat zo’n venster te verkiezen is boven ‘buitenhuizen in 17e en 18e eeuw’. Dat nieuwe venster is zeker ook voor basisschoolleerlingen concreet te maken en op allerlei manieren te actualiseren ( achtergrond school, opa en oma …)

 

Ook bij de uitwerking van de huidige vensters valt op hoe weinig geschiedenis er blijkbaar is buiten de Randstad. Een paar voorbeelden.

 

  • Bij het venster van de crisisjaren lezen we niets over de desastreuze gevolgen van de crisis voor het platteland en ook niets over de werkloosheid in de Twentse textielsteden. De ingrijpende landbouwcrisis van eind 19e eeuw is natuurlijk al helemaal niet de moeite waard terwijl die voor zoveel kleine boeren in Oost en Zuid Nederland nogal ingrijpende gevolgen had, negatief en positief trouwens.
  • Bij de patriotten noemt men wel het beroemde Aan het volk van Nederland maar Joan Derk van der Capellen tot den Pol blijft onbesproken. Deze Oost-Nederlandse edelman begon zijn politieke loopbaan met het zich inzetten voor de boeren in Overijssel tegen de feodale heren. In bijna elk schoolboekje komt hij voor, maar niet in de canon.
  • Aletta Jacobs. Natuurlijk hoort ze in de canon thuis maar waarom in de bijbehorende tekst met geen enkel woord iets over het zware leven van al die dagloonsters en boerinnen op het platteland. Er is echt wel het nodige over geschreven. Ook daar kwam – later dan in de steden – een voorzichtige maar wel breed gedragen emancipatie op gang via de boerinnenbonden.
  • Bij de WO2 zijn het weer voorbeelden uit de Randstad die overheersen terwijl toch ook bijvoorbeeld het drama van Putten, het bombardement van Nijmegen ( met o.a. de totale verwoesting van een kleuterschool waar 24 kinderen verbleven) genoemd zouden kunnen worden Natuurlijk zijn ook andere voorbeelden mogelijk en misschien nog wel ‘betere’.
  • De strijd tegen het water is een terecht een belangrijke lijn in de canon. De ramp van 1953 komt uiteraard aan bod. Maar je leest niets over de desastreuze overstromingen en constante strijd daartegen in de rest van Nederland, in de eeuwen daarvoor. Ik doel hier bijvoorbeeld op de talloze rampen in de Betuwe en Liemers en bijv. de overstroming van de Maas in 1643.  Pas de overstromingen van 1995 lijken de canonmakers de ogen geopend te hebben voor overstromingen en dijken in de rest van Nederland.

Kortom: Als we de bij de canondiscussie veel gebruikte metafoor van ‘Huis van Nederland’ als uitgangspunt nemen dan valt wel op dat de woonkamer groot en riant is uitgevallen, enkele andere kamers wat eenzijdig zijn ingericht en sommige kamers zelfs op slot zijn.  De herijking van de canon biedt mogelijkheden daar verandering in aan te brengen. Een paar nieuwe vensters lijkt me wenselijk en zeker ook aanpassing van de teksten bij sommige  gehandhaafde vensters.

 

_____________________

ALS U VERDER NAAR BENEDEN SCROLT, VINDT U NOG EEN ARTIKEL OVER DEZELFDE KWESTIE: ‘GESCHIEDENIS VOORBIJ DE RANDSTAD’  ( Kleio, mei 2015) 

 

Nieuwe lezing: Dagloonsters, boerenmeiden en boerinnen

Nieuwe lezing: Dagloonsters, boerenmeiden en boerinnen

Achtergrondinformatie bij de nieuwe lezing van Leo en Theo Salemink 2018-2019

Epos van een dagloonster en een boerin : Catharina Ilting en Mina Scholten

Opnieuw een familie-epos, maar nu van vrouwen. Allemaal voorouders in de vrouwelijke lijn van onze familie. We richten ons op een voormoeder uit de negentiende eeuw en op een uit de twintigste eeuw. Dat geeft grote verschillen maar ook heel wat overeenkomsten
Catharina Ilting leefde in het midden van de negentiende eeuw, was dagloonster in Megchelen, tegen de grens met het toenmalige Pruisen. Zij leefde in het daglonershuisje De Timp, trouwde een Duitse man, kreeg vijf kinderen, werkte op het land van een grote boer en hielp met de oogst. Het was de tijd van de landbouw voor de kunstmest en de machines. Dagloonsters hadden het niet breed in die tijd, geen vaste betrekking. Zij bezat met haar man, ook een dagloner, iets meer dan een bunder grond, twee melkkoeien en een vaars, maar ook een varken en een moestuin. Een moestuin was om te overleven, terwijl de heren van Bergh en Landfort grote siertuinen hadden om hun status en allure te tonen. Een grote ongelijkheid was er in die dagen. Van hun huisje De Timp is een inventaris uit 1857 bewaard gebleven, je kunt zien wat deze arme boerenmensen toen bezaten. Dat was niet veel. Ze was bovendien katholiek in een tijd dat de katholieken in Nederland begonnen aan hun emancipatie. Neogotische kerken en Mariadevoties. Bij haar in de buurt leefde een mystica, die de ‘wonden’ van Jezus in haar lichaam had: Dora Visser. Ook een dagloonster van huis uit. Catharina kende haar. Hoe was het leven van een dagloonster in het midden van de negentiende eeuw, dat is de eerste vraag.

    Daglonershuisje De Timp

Bijna een eeuw later is haar achter-kleindochter, Mina Scholten, boerenmeid in Varsselder en ze zal later onze moeder worden! Twintig jaar lang diende ze bij grote boeren in Veldhunten, Varsselder en Doetinchem. Ze begon daarmee op twaalfjarige leeftijd. Hard werken vanaf ’s morgens vijf uur tot ’s avonds 21.00 uur. Ze kwam uit een groot katholiek gezin met een kleine boerderij. Ook Mina Scholten moest in een schamele tijd hard werken als boerenmeid. Het was de crisistijd van de jaren dertig uit de 20e eeuw. Intussen was de landbouw veranderd. Er kwamen kunstmest en de eerste machines, melkfabrieken en kleine gemengde familiebedrijfjes in de Liemers. Mina Scholten was net als haar overgrootmoeder vroom en katholiek, zij werd getroost door de Bedrukte Moeder Gods van Varsseveld en ging op bedevaart naar Silvolde en Kevelaer, later zelfs naar Lourdes. Maar ze was ook lid van de nieuwe boerinnenbond, die de jonge boerinnen leerden om een betere boerin te worden, maar ook om moestuin en kinderopvoeding anders aan te pakken. In de jaren zestig ging het op vergaderingen zelfs over yoga, make-up, homoseksualiteit en boerinnen in de Derde wereld.
De opbrengsten van varken, moestuin en het land werden niet alleen in het zout bewaard of gerookt, maar ook geweckt in glazen potten, een heel nieuwe techniek sinds 1900. Mina Scholten trouwde in de oorlog in Didam op een klein pachtboerderij, werd boerin, kreeg acht kinderen, bracht de schoonouders aan het eind, zoals Catharina een eeuw eerder ook deed. Er was toen nog geen verzorgingsstaat en geen bejaardenhuis. Ze verhuisde naar Gaanderen bij Doetinchem, de landbouw veranderde ook het leven op haar boerderij. De jaren zestig kwamen, de TV kwam, kinderen gingen hogere opleidingen doen, maar Mina treurde over de achteruitgang van het katholieke geloof.
Beide vrouwen – Cataharina Ilting en Mina Scholten – kenden eenzelfde motto: aanpakken en doorgaan. En ook: ‘kan niet’ ligt op het kerkhof, en ‘wil niet er langs’. Mina Scholten met haar gezin

OVERZICHT ONDERDELEN VARIA.

Van boven naar beneden ( scroll naar beneden voor desbetreffende document)     

. Een paar foto’s van onze lezing voor de Liemers-akademie 20-2-2018

. Oudste document uit familiegeschiedenis Salemink (1623)

. Nog een oud document uit familiegeschiedenis-Salemink ( 1660)

. Saleminkpad (Wandeltocht bij boek Ondankbare Grond) samengesteld door Clementine en Alfons  Baak

Scroll-overzicht opinies

Scroll-overzicht opinies

Van boven naar beneden vindt u de volgende opinies:

  • Discriminatie mag niet wennen ( Leo)
  • Openluchtmuseum, een moskee en mevr. Faber ( Leo)
  • Dubbele loyaliteit ( Theo)
  • Een beetje Nederlander, kan dat ook ?  (Leo)
  • Waarom wel/niet een dubbele identiteit ( Theo)
  • Geschiedenis voorbij de Randstad ( Leo)
  • Een Verenigde Staten van Europa als utopie ( Leo)
  • Op de rug van de tijger ( Theo)
  • Cultureel racisme ( Theo)
  • Gebruik knop “Ouder bericht” voor de volgende bijdrages >>>
  • Het Romantisch liberalisme van Schengen ( Leo)
  • De verwende burger op oorlogspad ( Leo)
Discriminatie mag niet wennen (Leo/jan. 2018)

Discriminatie mag niet wennen (Leo/jan. 2018)

     [ Op opiniepagina van De Gelderlander van 19-1-2018]

Zaterdag 6 januari presenteerde Coen Verheij zich als lijsttrekker van de PVV in Arnhem. Hij was door Marjolein Faber – PVV-statenlid en vertrouweling van Geert Wilders – geselecteerd en naar voren geschoven. Sprekend over de multifunctionele centra in de stad zegt hij: “En wanneer je 75 bent en van Turkse afkomst? Als je de Nederlandse normen en waarden onderschrijft, ben je van harte welkom. Niet als je aanhanger bent van de islam.”

Toen ik dit las had ik iets van: ach niet weer dat PVV-gedoe. Daar op ingaan is al zo vaak gebeurd en bepaald niet meer ‘sexy’ voor een krant. Ik bespaar me de moeite. Maar het bleef wringen en borrelen in mijn bovenkamer. Gaan we blijkbaar wennen aan dit soort uitspraken, zoals we na een jaar wennen aan het raaskallen van Trump via twitter.

Als dat zo is, dan gaan we dus wennen aan discriminatie. Immers hoe is de opmerking anders te verstaan als een oproep tot discrimineren en dus in strijd met artikel 1 van de grondwet waarin discriminatie op basis van godsdienst of levensovertuiging strafbaar is gesteld. Mijn goedaardige, bejaarde en gelovige Turkse buurman moet  wellicht vrezen dat hij de openbare bibliotheek, die hij zo graag bezoekt voor een krantje en een kop koffie, niet meer in mag? Staat er dan een bordje bij de ingang: ‘verboden voor moslims’?

Coen Verheij geeft als argumentatie dat de islam imperialistisch is en niet samengaat met democratie. Dat soort redeneringen kennen we. In de meest godsdiensten zitten imperialistische trekjes en erg democratisch gaat het er meestal niet aan toe. Zie de geschiedenis van het christendom tot nu toe. En de islam degraderen tot een ( gewelddadige) politieke ideologie is in strijd met elk gezond verstand. Binnen alle godsdiensten heb je allerlei stromingen van zeer gematigd/liberaal tot extreem/gewelddadig, zeker als je ze in historisch perspectief bekijkt. Alles op een hoop gooien is demagogie en stuitend voor al die brave en hardwerkende gelovige moslims. Zoals mijn bejaarde Turkse buurman die graag op de bibliotheek komt.

Ook wil Verheij alle moskeeën en een islamitische school in de stad sluiten. Eeuwen geleden deed de calvinistische overheid dat ten aanzien van katholieke kerken in ons land. Vanaf de Franse tijd en zeker na Thorbecke was dit definitief voorbij. Het voorstel van Verheij lijkt me dan ook in strijd met een ander artikel uit de grondwet namelijk artikel 6 waarin het vrij uitoefenen van godsdienst staat omschreven. Een waarde waar Nederlanders al eeuwenlang zo trots op zijn.

In dit alles lijkt Verheij een goede leerling van zijn beschermvrouwe Marjolein Faber. Zij mengde zich vorig jaar in een discussie over een -vanuit historisch-educatief oog punt!-  te bouwen moskee in het Openluchtmuseum ongemeen fel in de strijd. Ze noemde zo’n moskee een ‘haathut’ en ‘rotzooi’ die je je gezin bij een gezellig uitstapje toch wilt besparen…Een gerespecteerd parlementair journalist concludeerde al eens dat Wilders vergeleken bij Faber een watje is. En zo lijkt het wel.

Natuurlijk is er weer de verleiding dit alles te relativeren: het zijn wat rare uitspraken van een partij die aan de verliezende hand is… het zijn vooral uitspraken voor de eigen aanhang etc.

Dat relativeren lijkt me gevaarlijk. In de eerst plaats is het knagen aan de fundamenten van een rechtsstaat – hoe beperkt ook – altijd oppassen geblazen. Het gaat snel van kwaad tot erger. Dat leert de geschiedenis ons in allerlei toonaarden ( landen in jaren dertig), maar ook het heden ( denk aan Turkije en Polen). Maar zorgwekkender is het gegeven dat dit soort opmerkingen langzamerhand ‘bon ton’ beginnen te worden met een breed uitstralingseffect. Groepen Islamitische Nederlanders voelen zich meer en meer gestigmatiseerd door dit soort uitingen. Meer en meer Turkse en Marokkaanse Nederlanders voelen zich ongemakkelijk als ze zich uiten over hun geloof of cultuur. Jarenlange stigmatisering kan leiden tot het ontstaan van een soort tweederangsburgers met alle gevolgen van dien. Zover is het nog niet echt, maar ook hier geldt: het kan snel van kwaad tot erger escaleren, zeker als er rellen zouden ontstaan in achterstandswijken of er een aanslag van IS zou plaatsvinden. Al met al genoeg redenen om niet te gaan wennen aan discriminerende uitspraken en daar tegen op te treden, desnoods ook juridisch maar ook zeker via de media.

 

Leo Salemink

Historicus en ex-docent Geschiedenis

 

 

 

 

Oudste document familiegeschiedenis Salemink (uit: Tijnsboek Wisch, 1623)

Oudste document familiegeschiedenis Salemink (uit: Tijnsboek Wisch, 1623)

Datering: 1623

Inhoud: De kinderen van Hille op Saleminck ( een boerderij ergens tussen Silvolde en Sinderen in de Achterhoek) worden opgesomd in verband met de te betalen tijns ( soort grondbelasting, ontstaan vanuit horigheid). Als eerste wordt Johan Saleminck genoemd> Hij woont in Oer en betaalt vanaf 1612 een stuiver tijns. Hij is overleden in 1630 of 1631.

[ verderop in dit document  – niet in deze afbeelding ! –  worden de andere 7 kinderen van Hille genoemd: Hendrik, Beile, Altgen, Bernt, Diericken, Trui en Luitken. Ook allemaal in verband met de te betalen tijns]

Bron: Tijnsboek Wisch. In Gelders Archief  te Arnhem. Inv.nr: 0443-75.

Verder lezen ?: zie ons boek Ondankbare Grond, hoofdstuk 3.

Openluchtmuseum, een moskee en mevr. Faber

Openluchtmuseum, een moskee en mevr. Faber

Openluchtmuseum, een moskee en mevr. Faber. ( Leo / juni 2017)

 

Begin deze maand kwam de directie van het Openluchtmuseum in Arnhem met een voorlopig  plan om in een nog te realiseren naoorlogse wijk ook een moskee te bouwen in het kader van de toestroom van gastarbeiders uit bijvoorbeeld Turkije en Marokko. Ik neem aan dat men daarbij doelt op de eenvoudige gebedshuizen zoals die in oude loodsen of garages ontstonden. In veel Nederlandse steden zijn die te vinden. De Eyup Sultan moskee in Nijmegen en de Al Fath moskee in Arnhem zijn daar  goede  voorbeelden van.

De reacties waren direct heftig en massaal. Met name de reactie van mevr. Faber ( prominent PVV-er in de Gelderse Provinciale Staten en in de Eerste kamer) viel op: “De Islam heeft ons de oorlog verklaard. Dan wil je toch niet zo’n haathut in je museum. Ga je een dagje met je gezin op stap, sta je nog oog in oog met die rotzooi. ” Online kreeg ze veel bijval en…kritiek.

Na de ‘kopvoddentax’ en  de ‘minder Marokkanen-rel’ is er nu ‘de haathut’ om daarmee het gebedshuis aan te duiden waar zoveel goedwillende en hardwerkende Nederlandse moslims troost en kracht vinden.  Mevr. Faber had zich in de Eerste kamer ( november 2016) ook al in ongekend harde en venijnige bewoordingen uitgelaten over Syrische asielzoekers die ze aanduidde als ‘profiteurs uit de islamitische woestijn’, als ‘kansloze gelukszoekers’ en als ‘vijfde kolonne’. Een gerespecteerd parlementair journalist kon hierna slechts concluderen: vergeleken bij Marjolein Faber is Geert Wilders een watje.

Mevrouw Faber wil de Nederlandse geschiedenis herschrijven op basis van haar politieke PVV-standpunten. Opvallend is daarbij hoezeer deze toch hoogopgeleide dame -naast weinig kennis van de islam en de verschillende stromingen daarbinnen – een pijnlijk gebrek aan historisch besef ten toon spreidt. In haar toespraak in de Eerste kamer schetst ze hoe vanaf 1400 jaar geleden de islam naar het westen is getrokken met een spoor van verkrachtingen, moord en oorlog achter zich aan … De gewelddadige kruistochten vanuit West-Europa en het westers Imperialisme in de Arabische wereld blijken in haar visie niet te bestaan. Ook beseft ze niet hoezeer de islam historisch verbonden is met de Nederlandse cultuur. Niet alleen op basis van de arbeidsmigratie na de WO2 die toch niet te ontkennen valt, maar al veel eerder. Willem van Oranje vroeg al steun bij moslims in zijn strijd tegen Spanje.  En Nederland was eeuwenlang via haar kolonie Nederlands-Indië het grootste islamitische land ter wereld. Die eeuwenlange verbondenheid is overal terug te vinden in archieven, musea en boeken.  Of wil mevr. Faber ook het Nederlandse kolonialisme schrappen uit de geschiedenisboeken?

Wat betreft de woordkeuze van mevr. Faber in haar reactie op het voorstel van het openluchtmuseum en in haar toespraak in de Eerste kamer, kan men zich de woedde vanuit moslimhoek goed voorstellen. Je kunt en moet kritiek hebben op moslimextremisme, op de haatpreken van enkele imams of bijvoorbeeld op de positie van de vrouw binnen de islam.  Maar het getuigt van een giftige en haatdragende moraal om  te spreken over een ‘haathut’  en ‘die rotzooi’.

Zo stigmatiserend  en associatief (link met terroristen) te keer gaan tegen ‘de islam’ als geheel en tegen een bepaalde  Nederlandse bevolkingsgroep,  kan alleen maar averechtse reacties oproepen. Het zal de integratie van moslims bepaald niet bevorderen, lijkt me. Het doet je denken aan andere tijden die ik hier niet verder benoem om niet te vervallen in een zelfde taalgebruik als dat van mevr. Faber.

En als historicus zou ik willen toevoegen: De geschiedenis herschrijven naar eigen politieke inzichten is in de 20e veel gebeurd, door rechts en links; te denken valt aan de regimes van Hitler, Stalin , Honnecker, Mao en nog vele anderen. Hoe bescheiden ook, de reactie van mevr. Faber gaat in diezelfde richting. Is de volgende stap wellicht het weghalen van boeken over de islam of van islamitische schrijvers uit de openbare bibliotheek als niet passend bij het Nederlandse erfgoed? En hoe gaan onze geschiedenisboeken er dan uitzien? Laat het Openluchtmuseum zijn werk doen en laten we niet zwichten voor een politiek herschrijven van ons verleden. Als we het verleden naar onze hand gaan zetten, dan belooft dat weinig goeds voor de toekomst!

Leo Salemink

Historicus