Artikelen

Artikelen

 

Een vrouw uit Oud-Zevenaar en een Vlaamse SS-er

Theo Salemink

 

In de zomer dat de corona-pandemie Nederland in haar ban houdt, publiceert de Belgische schrijver Stefan Hertmans zijn boek De Opgang. Dat boek beschrijft het leven van de Vlaamse SS-er Willem Verhulst, maar ook het leven van een boerendochter uit Oud-Zevenaar met wie hij getrouwd was: Harmina Wijers. Stefan Hertmans komt van het Vlaamse land, historicus en romanschrijver tegelijk. Hij werd eerder bekend door zijn boek Oorlog en terpetijn uit 2013. Hij gebruikte in dat boek de dagboeken van zijn opa, vermengd met zijn eigen reacties, om de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog te beschrijven. In dit nieuwe boek gaat het over de Tweede Wereldoorlog. Opnieuw brengt hij persoonlijke ervaring, egodocumenten en grote politiek bij elkaar. En in dit boek speelt dus een boerendochter uit Oud-Zevenaar/Ooy een grote rol: Harmina Wijers.

 

Harmina werd als oudste van vier kinderen geboren op de boerderij van de familie Wijers aan de Pannerdenseweg in Oud-Zevenaar/Ooy. De vader van Harmina, Pieter Gerhardus Jan Wijers, trouwde in 1891 met Aletta Christina Westerveld, afkomstig uit Gendringen. Beiden zetten hun handtekening onder de akte. Zij boerden op een middelgrote boerderij aan de Pannerdenseweg in Ooy. Hij was ouderling in de protestantse kerk van Zevenaar. Harmina werd geboren op 7 januari 1893, ’s nachts om half drie. Ze noemden haar Mientje. Zij groeide op als boerendochter, maar wilde geen boerin worden. Zij had andere verwachtingen van het leven. Ze kreeg Engelse les van de dorpsonderwijzer Antoon Verheijen, de eerste schoolhoofd van de openbare lagere school aan de Slenterweg in Ooy. Zij ging ook als kind naar deze school, die in 1898 geopend werd. De school blijkt in deze sterk katholieke streek duidelijk in een behoefte voorzien. In 1902 – Harmina is dan negen jaar oud – zitten er al 63 jongens en 57 meisjes op deze school. In 1911 is het aantal gestegen naar 84 jongens en 83 meisjes. Op een oude foto heeft meester Verheijen, die zelf uit Brabant afkomstig is, een lange, smalle sik onder een brede snor. Hij was een markant figuur. Hoewel van katholieke komaf heeft hij interesse voor andere godsdiensten, wordt hoofd van een openbare lagere school, leest Victor Hugo en andere Franse sociaal-realistische literatoren. In het weekend nam Harmina zangles, leert partituren lezen en zingt klassieke aria’s. Stefan Hertmans vertelt dat haar muziekleraar haar de partituur van de aria Ombra mai fu uit Händels opera Xerxes schenkt. Of dat op de boerderij op veel waardering kon rekenen? Harmina is ook religieus geïnspireerd. Ze leert dominee Adriaan Wartena en zijn vrouw Maria ten Bosch kennen. Wartena was geboren in Doesburg, hij werd dominee en voelde zich aangetrokken tot de ‘ethische richting’ in de toenmalige Hervormde Kerk. Een stroming die gericht was op het hart, het leven en de ervaring. Hij werd in 1903 dominee in Zevenaar. Hij zal dat blijven tot 1936. Hij was bijzonder actief, richtte in 1921 met enkele notabelen de Protestantse Woningbouwvereniging Zevenaar op, was actief voor de Hervormde School en overigens zeer sociaal voelend, overtuigd lid van de vredesbeweging Kerk en Vrede, pacifistisch ingesteld en zette zich in voor de mensen met een alcoholverslaving. Hij stierf in 1948, kort na de oorlog. Met deze dominee en zijn vrouw had Harmina veel kontakten. Bij zijn zilveren bruiloft hield zij een feestrede en bood haar namens de lokale verenigingen een eetservies aan. Stefan Hertmans voegt toe: ‘onder luid applaus’. En ook: “Dominee Wartena had haar toegevoegd: “Nou Mientje, je zou zelf een prachtige dominee zijn.” Er zou zelfs sprake van geweest zijn dat zij zelf ook predikant wilde worden en theologie wilde studeren. “Maar dat beroep of die roeping vond haar familie niet geschikt voor vrouwen”, schrijft haar oudste zoon Adriaan later in zijn autobiografie Zoon van een ‘foute’ Vlaming (2000). Harmina hielp de dominee met sociaal werk, deed ziekenbezoek, deed boodschappen voor behoeftige bejaarden.

 

Zij trouwde op 22 juli 1927, in Zevenaar, met een Vlaming: Willem Verhulst, die in de huwelijksakte aangeduid wordt als ‘tuinbouwkundige’. Hoe leert een boerendochter uit Ooy een Vlaming uit Berchem bij Antwerpen kennen?  Hier opent zich een opmerkelijke geschiedenis. Willem Verhulst werkte op dat moment als ‘tuinbouwkundige’ oftewel tuinman bij de familie Von Gimborn, de familie van de inktfabriek in Zevenaar en van het Gimborn-bos. Hij was daar via allerhande omzwervingen terecht gekomen. Geboren in Berchem bij Antwerpen in het jaar 1898 was hij in de Eerste Wereldoorlog flamingant geworden met sympathie voor de Duitse bezetters. De genoemde oudste zoon Adriaan noemt hem een ‘activist’. Hij krijgt een opleiding aan de landbouwschool, eerst in Melle bij Gent, later in Vilvoorde bij Brussel. Hij leert daar de roodharige, joodse vrouw van de lokale bakker kennen, bij wie hij op kamer woont, Elsa Meisnner. Met deze iets oudere vrouw begint hij een geheime relatie. Als de Duitsers in 1918 vertrekken is Willem bang dat hij als flamingant problemen krijgt. Maar het was misschien anders. Zijn zoon Adriaan schrijft: “Als jongeman tussen 16 en 20 jaar speelde hij [in de oorlog] ongetwijfeld slechts een zeer kleine rol. Na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd hij dan ook niet gerechtelijk vervolgd. Toch ging hij op de vlucht, maar ook een sentimenteel avontuur was daar niet helemaal vreemd aan, zo vertelden vooral mijn tantes mij later. Vader vluchtte namelijk op het einde van 1918 uit Vilvoorde naar Nederland in het gezelschap van een oudere vrouw, Elsa Meissner, de echtgenote van de bakker bij wie hij als student te

Vilvoorde had ingewoond.” Ze belanden in Den Haag. Ze trouwden. Willem is in die tijd eerder een avantgarde-kunstenaar dan een politieke extremist, voorziet in het onderhoud door te werken in een oorlogsbioscoop. Door Elsa komen zij in contact met een groep protestantse idealisten rond dominee Hilbrandt Boschma (1869-1954), een verkondiger van een soort idealistisch communisme, met zijn brochure als Licht en Liefde, betrokken bij de pacifistische beweging Kerk en Vrede. “Uit die vriendschap met dominee Boschma, waarover ik verder heel weinig weet, is waarschijnlijk de bekering van mijn vader tot het protestantisme voortgekomen”, schrijft zijn zoon Adriaan. Hij ontmoet ook de christen-pacifist Kees Boeke, naar wie de Kees Boeke-school genoemd is, waar de toenmalige koningin Juliana nog op school ging. Elsa werd op een gegeven moment ernstig ziek: baarmoederhalskanker. Op een of andere manier is er een contact tot stand gekomen met de Zevenaarse dominee Adriaan Johannes Wartena. De zieke Elsa krijgt een ziekbed bij deze dominee. Zijn vrouw Maria ten Bosch verzorgt Elsa, die steeds zieker wordt. Willem is met zijn zieke vrouw meegekomen naar Zevenaar. Hij krijgt als ‘tuinman’ van beroep een baantje bij de familie Von  Gimborn, zoals gezegd.

 

Harmina Wijers helpt de vrouw van de dominee de zieke Elsa te verzorgen en zo leren Harmina en Willem elkaar kennen, aan het ziekbed van diens eerste vrouw, zonder dat er meteen een relatie ontstaat, maar er zou wel een vonk over gesprongen zijn. Willem vertrekt met Elsa naar België, opdat zijn vrouw daar kan overlijden. Elsa is, getuige het bidprentje bij haar dood, geboren in New York en sterft op 11 juli 1926 in Berchem bij Antwerpen. Willem treedt in dienst bij zijn schoonbroer Oscar Schamp die er de grote elektriciteitszaak MEGA bezat. Hij wordt vertegenwoordiger met een eigen auto. Blijkbaar heeft hij contact gehouden met Harmina Wijers in het verre Zevenaar. Amper twee maanden na de dood van Elsa maakt hij een tocht naar Nederland om Harmina in Oud-Zevenaar op te zoeken. Stefan Hertmans maakt er een romantisch verhaal van, met geheime ontmoetingen en brieven onder een oude molensteen naast de schuur bij de boerderij van de ouders van Harmina. Ze willen trouwen, maar de vader van Harmina heeft het daar niet zo op begrepen. Hij weigert, maar bij een tweede keer gaat hij akkoord, nadat de familie eerst een bezoek aan Antwerpen gebracht heeft om zich op de hoogte te stellen. Zoon Adriaan vertelt het aldus: “Moeder was vooraan in de dertig en blijkbaar heeft toen mijn vader aan haar ouders zijn eerste huwelijksaanzoek gedaan. Het werd prompt afgewezen. Mijn grootvader, een oude strenge herenboer, moest niets hebben van die avontuurlijke Belg. Hij vond het al erg genoeg dat zijn oudste dochter niet, zoals haar twee zusters, met een boer wilde trouwen. Dat moeder nog steeds ongetrouwd was kan wel hebben bijgedragen tot haar verlangen om met de Antwerpse Vlaming in het huwelijk te treden. Bij een volgend bezoek waagde vader [Willem] het opnieuw: hij deed een huwelijksaanzoek aan mijn grootvader en deze tweede keer moet hij op zijn aanstaande schoonvader een betere indruk hebben gemaakt, want uiteindelijk kreeg hij de toestemming. Eerst gingen mijn grootvader en grootmoeder zich echter in het zuiderse wufte Antwerpen nog vergewissen van de levensomstandigheden waarin mijn moeder terecht zou komen.”

 

Harmina en Willem trouwen op het stadhuis in Zevenaar, in het jaar 1927. Hij wordt in de akte met volle naam genoemd: Willem Maria Josephus Verhulst, tuinbouwkundige, geboren te Antwerpen en wonende in Berchem, weduwnaar van Anna Técla Elsa Meisnner. Hij is negenentwintig jaar. Zij heet voluit Harmina Margaretha Wijers, vierendertig jaar oud. Harmina ondertekent met een soepele handtekening. Na de huwelijksvoltrekking in Zevenaar volgt Harmina haar man naar Antwerpen, waar ze zich vestigden op de Grote Steenweg 3 te Berchem, tegenwoordig een buitenwijk van Antwerpen. Later verhuizen ze naar Gent, waar Harmina haar leven lang blijft wonen. Ze krijgen drie kinderen: Adriaan, Letta en Suzy. Maar dan neemt de geschiedenis een wending. Willem komt politiek gesproken, stap voor stap, terecht in de rechtervleugel van de Vlaamse beweging, niet langer een idealistische communist of pacifist naar protestantse snit. Als vertegenwoordiger van het bedrijf van zijn ‘schoonbroer’ reist Willem heel Vlaanderen door. Op een van die reizen ontmoet hij Griet Latomme, een meisje uit een arm boerengezin in Oost-Vlaanderen. Haar latere memoires zijn bewaard gebleven in het Archief en Documentatiecentrum voor Vlaams-nationalisme in Antwerpen en Stefan Hertmans heeft de tekst gelezen. Zij blijkt een nonconformistisch kind, ze studeert voor onderwijzeres en krijgt op een gegeven moment een baan als onderwijzeres in het Belgische Langemark, berucht en bekend uit de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. Zij heeft contact met de later beruchte SS-er Raf van Hulse, op dat moment onderwijzer in hetzelfde dorp waar Griet woont. Op een of andere manier leert zij Willem Verhulst kennen, in de jaren dertig. En ze werd langzamerhand een huisvriendin van de familie, past op de kinderen van Harmina, ze wordt ‘tante Griet’ voor de kinderen en gaat ook mee op de vakanties van de familie. Op een gegeven moment is zij de maîtresse van Willem. Of Harmina weet had van de erotische betrekking van haar man met Griet? Haar dochter Suzy vertelt later aan Stefan Hertmans: “Onze moeder tolereerde het, maar het gaf haar veel verdriet; ik denk dat ze zich zelf schuldig voelde omdat ze onze vader aan het sterfbed van Elsa, zijn eerste vrouw, had leren kennen, ik weet het niet”. En de andere dochter Letta zegt: “Als het daarover ging, keek mama mij altijd weemoedig aan en ze zei: ‘Ik hoop dat het jou niet overkomt’.

 

In de oorlog ontwikkelt Willem zich meer en meer tot een medewerker van de Duitse bezetters en draagt een SS-uniform. Een ‘vertrouwensman’, die lange lijsten met voor de Duitse bezetters verdachte personen, van joden tot vrijmetselaars, opstelt en meewerkt als ‘schrijftafelmoordenaar’ aan de deportatie van vele inwoners van Gent. Harmina blijft haar protestantse achtergrond trouw, probeert het gezin met drie kleine kinderen – Adriaan, Letta en Suzy – te beschermen tegen al te veel nazi-invloeden in huis, maar moet tolereren dat de voorkamer van hun grote huis in Gent een soort vergaderzaal voor Duitse SS-ers en Vlaamse collaborateurs wordt. Een gipsen buste van Hitler staat op de schoorsteenmantel. Hij geeft de bezetter steeds vaker informatie over gevaarlijke personen, ook over joodse inwoners. Hij zal er later levenslang voor krijgen.

 

Zoon Adriaan vertelt dat Harmina met de kinderen midden in de oorlog, in de zomer van 1941, op bezoek gingen naar haar ouders in Ooy. Vader Willem heeft via zijn connecties met de Duitse instanties een reisvisum weten te regelen: “Vooral is mij bijgebleven dat mijn familieleden, die boeren waren, aan eten niets tekort hadden en dat in het algemeen de bevoorrading in Nederland veel beter verliep dan bij ons. Er was nog veel te krijgen, ook minder noodzakelijke levensmiddelen. Bovendien zag ik hoe tante Betje in Zevenaar dagelijks een kaas naar de kelder bracht en aan een grote reserve kazen toevoegde. Op een dag van ons verblijf in Nederland, dat maar een week of zo geduurd heeft, zijn moeder en ik naar Arnhem gereisd om een bezoek te brengen aan dominee Wartena die in het leven van mijn ouders zo’n grote rol had gespeeld. Als gepensioneerde woonde hij aan de rand van het mooie stadje. Van dit bezoek onthoud ik vooral de pijnlijke conversatie die moeder toen met hem in alle vriendschap heeft gevoerd. Het ging over de houding van mijn vader, die door dominee Wartena streng werd afgekeurd. Ook deelde moeder de dominee mee dat mijn oudste zus Letta en ik weldra in de zomer met de ‘Kinderlandverschickung’ een aantal weken vakantie in Duitsland zouden doorbrengen. De reactie van dominee Wartena op de mededeling van dit plan was streng. Hij zei: ‘Mien, luister goed, die Duitsers zijn slechts vriendelijk in schijn, want Goethe heeft gezegd: “In Duitsland liegt men als men vriendelijk is”.’ Die woorden maakten op mij grote indruk, omdat inderdaad tijdens het eerste oorlogsjaar de algemene indruk bestond dat de Duitsers vriendelijke en beschaafde mensen waren, zelfs als soldaat. Persoonlijk hadden wij er ook nog niets kwaads van ondervonden.” Moeder Harmina moet verscheurd geweest zijn tussen de band met haar man, de SS-er Willem Verhulst, en haar band met de oude dominee Wartena en diens pacifistisch en ethisch protestantisme.

 

Als de geallieerden in 1944 België veroveren vlucht Willen naar Duitsland, samen met zijn maîtresse Griet Latomme. Harmina Wijers blijft achter met drie kinderen en geen inkomen. Ze verhuurt haar huis na de oorlog aan een groot aantal huurders, blijft actief in de protestantse gemeente van Gent, weet dat tegen haar man, nadat hij na de oorlog gevangen genomen i,s de doodstraf geëist wordt, maar dat hij levenslang krijgt is. Als zij sporadisch op bezoek komt in de gevangenis ziet ze in het register bij de portier dat ook Griet Latomme haar man bezoekt. Tot haar verdriet.  Willem komt  in 1953 vrij, onder Vlaamse druk en compassie met de ‘collaborateurs’. Willem Verhulst blijft een dubbel leven lijden, met zijn gezin rondom Harmina en met zijn maîtresse Griet Latomme. Harmina werkt hard om haar kinderen van voedsel en later van studie te voorzien. Af en toe komen ze naar Oud-Zevenaar om hun familie te bezoeken aan de Pannerdenseweg, waar haar kinderen op de boerderij bij opa en oma Wijers gelukkig zijn. Willem Verhulst sterft in 1975, Harmina Wijers is een paar jaar eerder gestorven, in 1968. Een boerendochter uit Ooy, die verzeild raakte in de internationale politiek van oorlog en bezetting, van een foute echtgenoot en van foute vrienden, maar gesteund door een ethisch en pacifistische protestantisme haar eigen weg probeerde te gaan, tot de dood haar raakt.

 

Er blijft een probleem. Je kijkt altijd door de bril naar de het leven van iemand als Harmina Wijers. De bril van een historicus als Stefan Hertmans, die zijn degelijk historisch onderzoek naar Harmina en Willem giet in de vorm van een roman. Hij dicht Harmina en Willem gevoelens toe en gedachten, die de logica van de roman volgen, maar die niet gebaseerd kunnen zijn op archiefstukken, omdat die daarvoor ontbreken. Of de bril van een oudste zoon van Harmina en Willem Verhulst, de bekende Vlaamse hoogleraar geschiedenis Adriaan Verhulst. Hij giet het levensverhaal van zijn moeder en vader in de vorm van een autobiografie, Zoon van een ‘foute’ Vlaming (2000). Zijn persoonlijke band met zijn vader als een foute Vlaming doet hem dit woord tussen aanhalingstekens zetten, ook al is die Vlaming tot levenslang veroordeeld vanwege oorlogsmisdagen: ‘foute’ Vlaming. Hij loopt als zoon met een grote boog om het oorlogsverleden van zijn vader heen. Hertmans constateert met verbazing dat deze hoogleraar geschiedenis ondanks zijn ambachtelijke expertise in het benutten van archieven zich er niet heeft kunnen zetten om de gerechtelijke dossiers over de veroordeling van zijn vader als oorlogsmisdadiger in de archieven te raadplegen. Hertmans deed dat wel.

Of de bril van een dagboek, bijvoorbeeld van maîtresse Griet Latomme of van dochter Lettta, of de Celbrieven en gedichten van Willem Verhulst. Deze eogodocumenten zijn getekend door de eigen positie, het eigen verlangen en de behoefte aan een persoonlijk beeld, dat schuld en verdriet in een persoonlijk daglicht plaatst. De ‘echte’ Harmina Wijers ontsnapt steeds aan al deze brillen, en tegelijk doemt door al die door persoonlijke belangen getekende verhalen een vrouw op die misschien wel juist door haar behoefte niet begraven te blijven in een boerenmilieu van haar familie in Ooy verdwaald raakte in een groot, politiek universum dat haar persoonlijk leven tragisch maakte in de letterlijke zin van het woord. Al met al, een bijzondere geschiedenis van een boerendochter uit Ooy die trouwde met een Vlaamse SS-er.

 

Leen den Besten, Zevenaarse dominees 1611-2011, Zevenaar 2012.

Stefan Hermans, De opgang, Amsterdam 2020.

Adriaan Verhulst, Zoon van een ‘foute’ Vlaming , Kapellen 2000 [https://www.dbnl.org/tekst/verh053zoon01_01/colofon.php].

Marie-Antoinette Th. Willemsen, Een pionier op Flores. Jilis Verheijen (1908-1997), missionaris en onderzoeker, Zutphen 2006.