Waarom wel/niet een dubbele identiteit? (Theo)
Waarom wel/niet een dubbele identiteit?
Over Nederlanders die ook Turks, Marokkaans, joods of Surinaams zijn.
Theo Salemink
Ook weldenkende burgers fronsen hun wenkbrauwen als Turkse Nederlanders solidair zijn met Erdogan, zich in Nederland keren tegen Gülen en zich het politieke lot van Turkije aantrekken. Brengen ze dan niet het politieke conflict van een vreemde staat binnen in de Nederlandse samenleving en staat? Zijn ze nog wel solidair met Nederland? Zijn het wel echte Nederlanders? Diezelfde frons kan men waarnemen als het gaat over Marokkanen: dubbel paspoort; of Surinamers: Bouterse als president en crimineel. Dezelfde frons kan men waarnemen als joodse Nederlanders zich vereenzelvigen met de staat Israël. De frons zou minder zijn als er in Turkije een progressieve president was en geen autoritaire. Als Marokko een ‘lente’ kende, Suriname geen Bouterse en Israël geen Netanyahu.
Dubbele identiteit?
Maar onder dit spontane gevoel van veel Nederlanders schuilt een veel fundamentelere kwestie. Kan iemand tot twee volkeren behoren? Kan iemand tot twee staten behoren? Is een dubbele nationaliteit en dubbel paspoort eigenlijk wel acceptabel? Hoe staat het met hun loyaliteit? Deze vragen voeren terug naar het hart van de negentiende eeuw. Toen ontstonden in Europa de moderne natiestaten met het daarbij horende nationalisme. Duitsers, Fransen, Engelsen, Nederlanders. De eenheid van een land was niet enkel een juridische zaak, een kwestie van een ambtelijke tekst, noch enkel een culturele zaak of een kwestie van taal, maar ook een zaak van politieke, etnische en zelfs raciale eenheid. Mensen werden Duitser, Nederlander, Fransman. Zo’n nieuw, totaal concept van nationalisme vrat zich als een gif diep in het leven van mensen en in de politieke geschiedenis. Het betekende ook dat sommige mensen, die in de nieuwe staten woonden, er eigenlijk niet bij hoorden, geen echte Nederlanders of Duitsers waren: joden of Sinti bijvoorbeeld. Het betekende ook dat etnische minderheden een bijzondere positie kregen, tweederangsburgers werden. Dat er bovendien een rangorde tussen de nieuwe natiestaten ontstond, dat oorlogen gekoppeld werden aan nationale trots en belang, zelfs aan ras, dat nationalisme als een nieuwe religie in de harten van mensen in gedreven werd, dat martelaarschap en offer gekoppeld werden aan de natiestaat, dat zelfs oude religies opgenomen werden in de nieuwe nationalistische rangorde: christelijk Europa. Maar ook dat de Europese natiestaten, in onderling conflict, wereldwijd een westerse heerschappij over de Derde Wereld ontwikkelden, waarbij van de weeromstuit de verzetsbewegingen in die Derde Wereld-landen een modern ‘nationalistisch’ karakter kregen, met alle gif van dien.
Diep in deze moderne geschiedenis leeft de overtuiging dat burgers geen dubbele nationale identiteit kunnen of mogen hebben. Dat dit een gebrek aan loyaliteit en nationale solidariteit betekent. Dat er sprake is van een vijfde colonne , die de democratische dan wel autoritaire natiestaten van binnenuit bedreigden.
In onze nieuwe fase van een pluriforme Nederlandse samenleving na 9/11, die ‘allochtonen’ insluit of uitsluit, speelt het debat over een nationale identiteit opnieuw een belangrijke rol. Wat maakt ‘ons’ tot Nederlanders? En hoe zit het met een dubbele loyaliteit, dubbele nationaliteit? Aan de ene kant mensen, die een essentialistische en uniforme opvatting huldigen over het ‘wezen’ van de Nederlandse, Europese of Westerse identiteit. Dat er, anderzijds, meer dan een miljoen Nederlanders zijn met een meervoudige identiteit wordt of niet waargenomen of verontwaardigd afgewezen. En toch ligt hier een cruciale kwestie voor de toekomst van de Nederlandse samenleving.
Sam de Wolff
Om dit fenomeen van een meervoudige identiteit te begrijpen en op kritische wijze te verbeelden kan het geen kwaad terug te keren naar een vorige fase, waarin een analoge discussie gevoerd werd. Nu niet over islamitische Nederlanders, maar over joodse Nederlanders. Het gaat mij hier om de toenmalige discussie waarom joden wel of niet ‘deel van ons volk’ waren. Op dit punt is een klein boekje van de marxistische sociaaldemocraat Sam de Wolff uit 1946, maar geschreven begin 1945 in Jeruzalem, een hulp om de gedachten te ordenen en in een juist perspectief te plaatsen. Sam de Wolff hoorde voor de oorlog tot de marxistische vleugel van de sociaaldemocratie, overleefde de oorlog door ‘uitwisseling’ naar Palestina, en was een steunpilaar van het socialistisch zionisme van Poale Zion. In zijn boekje Geschiedenis der joden in Nederland (1946) begint hij met een fundamentele discussie over ‘Wat is jodendom?’. Hij laveert tussen de scylla van een raciaal begrip en de charybdis van een enkel religieus begrip. Joden zijn geen ras noch enkel een religie. Joden zijn een volk, maar behoren tot twee volkeren. Nederlandse joden behoren tot twee volkeren, omdat zij ook met Nederland een ‘lotsgemeenschap’ delen. Het wel en wee van zowel het joodse volk als het Nederlandse volk vormt hun identiteit. Hij baseert zich voor deze visie op de austromarxist Otto Bauer en diens boek Nationalitätenfrage (1907). In het kader van de veelvolkerenstaat van de Donaumonarchie en in verzet tegen het groeiende nationalisme in het Duitse Keizerrijk en de Habsburgse monarchie omschrijft hij een volk als een Schiksalsgemeinschaft, niet als een raciale gemeenschap. Wat mensen aan ellende en aan positieve dingen meemaken schept een nationale identiteit en die kan meervoudig zijn. In zijn memoires Voor het land van belofte (1954) herinnert Sam de Wolff zich een treffende uitspraak van de Nederlandse socialist Henri Polak. In de tijd vlak voor de oorlog werd door bepaalde kringen de Nederlandse joden hun Nederlanderschap ontzegd. Aangevallen door de toen bekende ds. Kersten reageert hij in 1938 in Het Volk: “Ik ben Nederlander al hebben mijn voorouders twintig eeuwen geleden in Palestina gewoond. Ik ben even goed Nederlander als ds. Kersten, die niet eens weet wie zijn voorouders zijn geweest, noch waar en hoe zij hebben geleefd.” Hieraan verbindt Sam de Wolff de stelling dat joden tot twee volkeren kunnen behoren en dat zij een dubbele loyaliteit hebben, zonder dat daardoor de eenheid en harmonie van Nederland beschadigd wordt. Dat is een gedachte die ook voor de huidige discussie cruciaal is. Immers, immigranten uit het Midden-Oosten hebben meestal ook een dubbele lotsverbondenheid. Hun lot is verbonden met de gang van Nederland, het wel en wee van hier, vaak het ‘thuis’ van hun kinderen vanaf de geboorte. Maar zij delen ook het lot van de zogenaamde ‘Arabische wereld’, of het Midden-Oosten. En westerse joden hebben ook een lotsverbondenheid met de staat Israël sinds 1948, ook als zij de reactionaire koers van die staat niet onderschrijven. De tragische, soms gewelddadige en complexe geschiedenis van dat gebied, in de confrontatie met het Westen na 9/11, en de ‘Arabische revolutie’ in 2011, en de heftig Palestijns-Israëlische confrontatie maakt deel uit van hun leefwereld, niet enkel via media, maar door familiebanden, door een gedeelde taal en cultuur, door verbondenheid met de religieuze gemeenschap (umma) van de islam. Ellende en hoop van die regio en de mensen aldaar, met in het hart ook het conflict tussen Israël en de Palestijnse volk, vormen de lotsgemeenschap, naast die andere lotsgemeenschap, die van de Nederlandse samenleving en haar ellende en hoop. Deze dubbelheid is geen gevaar, maar eerder een nieuwe realiteit van de toekomstige Nederlandse identiteit. En in deze visie wordt een dubbele nationale identiteit niet verbonden met ras en etnische identiteit, niet met huidskleur of anderszins ‘essentiële’ kenmerken, maar met lotsgemeenschap.
Slot
Een dubbele politieke identiteit heeft niet in eerste instantie te maken met moraal en politieke correctheid. Maar met een sociologische gegevenheid. Solidariteit met Turkije, kan ook solidariteit met een bad guy als Erdogan betekenen. Pas daarna komt de politieke discussie wat binnen een nationale identiteit goed/slecht of wenselijk/onwenselijk is, zoals ook bij andere Nederlanders. Zijn wij nog Nederlanders als Wilders premier is? Dat is geen vraag. Nationale identiteit gaat vooraf aan politieke verdeeldheid en zelfs klassentegenstellingen. Een dubbele nationaliteit ook.